Voor het seizoen 2025-2026 zijn de cijfers inmiddels duidelijk: PSV krijgt 14,5 miljoen euro, Ajax 13 miljoen en Feyenoord 11,6 miljoen. Onderaan bungelen clubs als NAC, Volendam en Telstar met nauwelijks 3 miljoen per jaar. Een verschil dat moeilijk te verdedigen valt in een competitie die pretendeert competitief te zijn.
“Dit houdt de Eredivisie klein”
Op sociale media is de kritiek niet mals. De roep om een eerlijker verdeelsleutel zwelt aan. “De Eredivisie zou zoveel leuker en sterker worden met een Engels model,” schrijft een gebruiker op X (voorheen Twitter), verwijzend naar de Premier League, waar de kloof tussen top en bodem aanzienlijk kleiner is.
In Engeland is de verdeling nog steeds niet gelijk, maar het verschil tussen nummer één en laatst is daar minder extreem. In Nederland werkt de Eredivisie met een puntensysteem: landstitels en eindklasseringen uit het verleden leveren punten op, die vervolgens bepalend zijn voor de verdeling. Wie historisch presteerde, incasseert nu.
De grote drie blijven groot
Het systeem bevoordeelt vooral de gevestigde orde. Ajax, Feyenoord en PSV profiteren niet alleen van hun prestaties, maar ook van hun status als ‘merkclubs’. AZ en FC Utrecht varen er nog redelijk wel bij, maar clubs zonder structurele top-5-noteringen zien nauwelijks iets terug van de miljoenenpot.
Het wrange: deze verdeling zorgt ervoor dat de rijkste clubs structureel rijker worden. Ze kunnen investeren in betere spelers, betere faciliteiten en grotere staf, waardoor ze ook sportief voor blijven lopen. Een vicieuze cirkel waarin de subtop nauwelijks kan aanhaken en de onderste helft slechts voor spek en bonen meedoet.
Kleine clubs, grote frustratie
Voor clubs als Telstar, die met moeite het hoofd boven water houden, is het verschil schrijnend. Zij draaien mee in dezelfde competitie, spelen evenveel wedstrijden en trekken ook publiek – zij het minder – maar krijgen niet eens een kwart van wat de topclubs binnenhalen. Dat voedt het gevoel dat de Eredivisie een gesloten bolwerk wordt, waarin de kleintjes vooral het decor vormen voor de successen van de grote drie.
Een doekje voor het bloeden?
Er is een vorm van herverdeling: een gedeelte van de Europese inkomsten van de topclubs gaat naar de clubs die niet Europees actief zijn. Maar dat is symbolisch. Een druppel op een gloeiende plaat. Zeker als het geld uit de Champions League – waar Ajax en PSV de laatste jaren rijkelijk uit putten – nauwelijks echt doorsijpelt naar de rest.
Conclusie: scheefgroei in beton gegoten
De Eredivisie wordt elk jaar competitiever genoemd, maar het verschil in middelen zegt iets anders. De grote drie trekken de kar, maar laten de rest in hun kielzog ploeteren. De kloof is niet alleen sportief, maar ook financieel structureel ingebouwd.
Zolang het puntensysteem blijft bestaan en de tv-gelden scheef blijven verdeeld, zal het voor clubs buiten de top onmogelijk zijn om écht door te groeien. De vraag is dan ook niet óf dit debat groter wordt, maar wanneer de roep om verandering zo luid wordt dat de KNVB en Eredivisie CV niet meer weg kunnen kijken.
Voorlopig geldt: wie wint, krijgt – en wie kijkt, mag blij zijn met een graantje.