Pittige pitstops, weinig erkenning
De aanleiding? De kritiek op McLaren na de Grand Prix van Italië, waar een langzame pitstop van Lando Norris de gemoederen flink bezighield. Op sociale media ging het los: ‘amateurs’, ‘miljoenen verdienende monteurs’ en ‘hoe kun je dit verprutsen in de top van de autosport?’
Calum Nicholas, jarenlang onderdeel van de Red Bull-pitcrew, kon het niet langer aanzien. In een reactie op social media zette hij de puntjes op de i.
Geen vetpot: “Salaris dichter bij 60.000 dan bij 350.000 pond”
“Voor de goede orde, het salaris ligt dichter bij de 60.000 dan bij de 350.000 pond per jaar,” schreef hij. Een uitspraak die als een koude douche kwam voor fans die denken dat iedereen in de Formule 1 tonnen binnenharkt. Het verschil tussen coureurs en hun crew blijkt dus schrijnend groot.
Daarnaast is er nog iets dat velen over het hoofd zien: de werkdruk. “De meeste crewleden draaien weken van zeventig uur,” aldus Nicholas. En nee, ze vliegen niet in business class, zoals de supersterren voor wie ze werken. “De meesten zitten gewoon in economy.”
Leven op de limiet, zonder het loon
Nicholas’ verhaal werpt een ander licht op het leven van een F1-engineer of pitcrewlid. Het is een wereld van militaire precisie, constante stress en minimale foutmarge. Een halve seconde verschil in de pits kan het verschil betekenen tussen winst en verlies. Maar ondanks die druk en verantwoordelijkheid, blijven de lonen relatief bescheiden.
Het is een hard contrast met de glamoureuze uitstraling van de sport. Terwijl coureurs miljoenencontracten tekenen, blijven de mensen op wie ze blindelings vertrouwen vaak buiten beeld – en onderbetaald.
Eerherstel voor de crew
Met zijn uitspraak hoopt Nicholas dat de crewleden van Formule 1-teams wat meer waardering krijgen. Niet alleen van fans, maar ook van de teams zelf. Want hoe spectaculair een pitstop van 2,1 seconden ook oogt, het is uiteindelijk mensenwerk. En dat mag gezien – én beloond – worden.
Zijn boodschap is helder: bewonder de precisie, waardeer de inzet. Maar hou op met de ‘bullshit-meningen’.