Miljoenen erdoor, recordbedragen verdeeld
Toen eind juni uitlekte dat het EK 2025 de UEFA tussen de 20 en 25 miljoen euro zou kosten, gingen de wenkbrauwen omhoog. Niet omdat er ergens geld verdwenen was, maar omdat het toernooi bewust zó is opgezet dat het verliesgevend zou worden. De voornaamste oorzaak: het prijzengeld werd verhoogd naar 41 miljoen euro, een stijging van 156 procent ten opzichte van het vorige toernooi. Zestien landen delen dit bedrag, dat volgens Kessler “voor iedereen voelbaar” moet zijn.
Vergelijk dat eens met de cijfers bij de mannen: op het EK 2024 ging er 331 miljoen euro naar 24 deelnemende teams, met een totale omzet van naar schatting 2,41 miljard euro. Bij de vrouwen komt de omzet niet verder dan 130 miljoen. De afstand tussen beide toernooien is dus niet alleen sportief, maar ook economisch nog groot.
“Verlies? Noem het liever investering”
Op de vraag van The Guardian of een verlieslatend EK wel houdbaar is, is Kessler stellig. “Mensen zouden niet ‘verlies’, maar het woord ‘investering’ moeten gebruiken,” zegt ze. “Dat is precies wat we bewust hebben gedaan.”
Volgens haar had de UEFA break-even kunnen draaien of zelfs winst kunnen maken. “Maar we hebben ervoor gekozen om het prijzengeld met 156 procent te verhogen, zodat federaties, spelers en clubs allemaal profiteren.” Dat het model financieel nog niet rendeert, is geen reden tot zorg. Integendeel. Kessler ziet het als een noodzakelijke stap om de sport naar een hoger plan te tillen. “Het rendement komt later. En dat is een belangrijke boodschap: elke cent is het waard.”
Het grote gelijk moet nog komen
Met haar betoog plaatst Kessler het EK in een breder verhaal van groei. Ze wijst op structurele verbeteringen sinds het toernooi van 2022, zowel in opbrengsten als in kostenbeheersing. De financiële kloof met het mannenvoetbal is nog enorm, maar volgens haar wordt die kleiner. En dat gebeurt niet vanzelf. “Ik ben ervan overtuigd dat dit een levensvatbaar businessmodel is,” zegt ze. “En ik ben vastbesloten om dat binnenkort te bewijzen.”
De vraag is niet alleen of dat lukt, maar vooral: hoe snel? Want investeren in de toekomst klinkt nobel, totdat blijkt dat die toekomst almaar op zich laat wachten.