Geen uitzicht op structurele rentree
Sinds zijn debuut heeft Bijlow te maken gehad met een eindeloze reeks fysieke tegenslagen. In januari viel hij opnieuw uit met een blessure, wat zijn status als eerste doelman verder ondermijnde. Timon Wellenreuther greep zijn kans en groeide uit tot de vaste waarde onder de lat.
Maaskant, die in zijn podcast De Maaskantine geen blad voor de mond neemt, is duidelijk: “Koop het contract van die jongen af en geef hem een rol als keeperstrainer. Natuurlijk zal hij zelf nog willen keepen, maar als je lichaam het telkens begeeft…”
Feyenoord moet volgens Maaskant verder denken
Hoewel de boodschap hard is, pleit Maaskant niet voor een definitieve breuk. Integendeel: hij ziet in Bijlow een waardevolle kracht voor de toekomst van de club — alleen niet meer in het doel. “Hij is een jongen van de club. Leid hem op als keeperstrainer in de jeugd. Dan kan hij doorgroeien binnen Feyenoord en misschien derde keeper zijn, als dat nog lukt.”
Medische realiteit drukt de droom
Volgens Maaskant zou Feyenoord Bijlow moeten beschermen tegen zichzelf, zeker gezien zijn medisch dossier. “Hij komt nergens meer door de keuring. Echt niet. Als je één keer afgekeurd wordt, dan gaat geen enkele club in binnen- of buitenland je meer een serieuze kans geven.”
Presentator Rick Kraaijeveld betwijfelt of Bijlow zelf al toe is aan een rol buiten de lijnen. En dat is misschien precies het probleem: topsporters blijven hopen, zelfs als hun lichaam het allang heeft opgegeven.
Het eerlijke gesprek dat Feyenoord moet voeren
Feyenoord staat nu voor een lastige beslissing. Zetten ze nog in op een speler met bewezen kwaliteiten maar een lijf dat het telkens begeeft? Of durven ze — zoals Maaskant stelt — een eerlijke evaluatie te maken en Bijlow op een andere manier aan de club te binden?
Het verleden leert dat clubs soms te lang blijven hangen in het sentiment. Maar als het aan Maaskant ligt, is de tijd van wachten voorbij: “Je moet als club ook denken aan stabiliteit en rendement. En dat krijg je niet van een keeper die vaker op de behandeltafel ligt dan op het trainingsveld.”